Ademen doen we onbewust. Of zo zou dit toch moeten zijn. Maar soms ademt ons lichaam toch niet helemaal zoals het zou moeten. Zo kunnen we meer ademen dan we eigenlijk nodig hebben en dan spreken we over chronische hyperventilatie.
Wat is chronische hyperventilatie?
Onze ademhaling wordt onbewust gestuurd door het ademhalingscentrum, dat zich in onze hersenstam bevindt. Dit is één van de meest primitieve delen van onze hersenen en noemen we soms ook wel het reptielenbrein.
Om een geschikte ademhaling te bepalen houdt het ademhalingscentrum rekening met de input van het autonoom zenuwstelsel (zijn we gestresseerd of ontspannen?). Maar het meet ook onder andere de hoeveelheid zuurstof, koolstofdioxide en de zuurtegraad in het bloed. Aan de hand van al deze gegevens wordt dan bepaald hoe en hoeveel we moeten ademen.
Soms kan ons ademhalingscentrum echter een “fout” gewoon worden en ons meer doen ademen dan we eigenlijk nodig hebben.
In tegenstelling tot een acute hyperventilatie-aanval is chronische hyperventilatie heel vaak onopvallend en onopgemerkt. In eerste instantie zal dit ook geen al te duidelijke klachten geven.
Hoe kan je dit herkennen?
Hoewel dit vaak vrij onopvallend is, zijn er toch enkele typische kenmerken van dit adempatroon:
- meer door de mond ademen in plaats van door de neus
- vaak geeuwen of zuchten
- het gevoel van niet voldoende lucht te hebben en dus af en toe eens extra te moeten ademen
Meestal zijn het vooral de symptomen die veroorzaakt worden door chronische hyperventilatie die ons zullen alarmeren. Deze kunnen heel gevarieerd zijn van heel duidelijke ademhalingsklachten tot heel algemene klachten.
- spanning rond de borstkas
- duizeligheid
- tintelingen
- kortademigheid
- snel buiten adem zijn
- opgeblazen gevoel van de maag
- steeds terugkerende nekpijn
Hoe kan je chronisch hyperventileren aanpakken?
Een juiste diagnose is altijd een belangrijkste eerste stap. Aangezien er vaak na verloop van tijd een waslijst aan symptomen ontstaat, kan het al een geruststelling zijn dat de oorzaak ligt bij de ademhaling.
Daarnaast is het heel nuttig om voldoende inzicht te krijgen in hoe onze ademhaling werkt en hoe de klachten ontstaan. Op deze manier leren we ons lichaam beter kennen en kunnen we ook meer gepast reageren.
Bijvoorbeeld: in plaats van angstig te worden en zwaarder te ademen bij duizeligheid is het dus kwestie om rustig te worden en de ademhaling net te kalmeren. Al is dit in het begin vaak makkelijker gezegd dan gedaan.
Vervolgens is het belangrijk dat we leren ons te ontspannen. Omdat het evenwicht in ons autonoom zenuwstelsel regelmatig moet hersteld worden, is dit cruciaal. De manier waarop we dit doen maakt minder uit, zolang resultaat goed is.
Toch moeten we er wel op letten dat ontspanningsoefeningen waarbij we net diep gaan ademen, soms verstorend kunnen werken. Hierdoor kunnen we juist nog meer hyperventileren. Het is meer aangewezen om met een rustige ademhaling te werken of te proberen zelf helemaal geen extra aandacht aan de ademhaling te geven.
Let er ook op dat we afleiding niet verwarren met ontspanning. Televisie kijken of lezen kunnen we perfect gestresseerd doen zonder dat we dit door hebben. Dit zorgt er dus niet voor dat ons zenuwstelsel terug in evenwicht of ontspanning komt.
Tenslotte moeten we ook de ademgewoonte hertrainen. Dit kan op verschillende manieren. Oefenen op rustig ademen, maar ook werken met adempauzes kunnen hier helpen. Het doel is dat het ademhalingscentrum terug een rustige ademhaling gewoon wordt en dit dus ook weer spontaan onderhoudt.
Ook is terug door de neus ademen essentieel in een goed adempatroon.
Het is niet altijd hyperventilatie
Symptomen die veroorzaakt worden door een fout adempatroon zijn niet altijd te wijten aan teveel ademen. In bepaalde gevallen zal de manier waarop we ademen eerder de oorzaak hiervan zijn. Zo kunnen we teveel spanning in de nek of keel steken waardoor ademen meer moeite kost en toch slechts een beperkt effect heeft.
Een ander typisch voorbeeld is wanneer we voelen dat onze buik naar binnen gaat bij het inademen. Die wil zeggen dat op dat moment het middenrif niet goed meewerkt in de ademhaling en alles uit de borst- en nekspieren zou moeten komen.
In deze gevallen spreken we eerder van dysfunctioneel ademen in plaats van chronische hyperventilatie. De aanpak hiervan ligt, op enkele accenten na, grotendeels in dezelfde lijn van de van chronische hyperventilatie.